3c. Het materiaalgebruik verbindingen - tot en met eerste kwart 20e eeuw: gesloten pengatverbinding met toognagels - vanaf eerste kwart 20e eeuw: gesloten pengatverbinding met spieën of met kruisspijkers en zwaluwstaartverbinding met deuvels, zoals bij Bruynzeeldeur.
Voorbeelden van typerende kenmerken voor datering van deuren 1. Binnendeuren: paneeldeuren (a), kastdeuren (b), suitedeuren (c), glasdeuren (d), bovenlichtdeuren (e), opgeklampte deuren (f). Deze deuren komen in alle genoemde categorieën voor.
2. Buitendeuren.
1a. Paneeldeuren (17e eeuw - 1915)
|
- 18e eeuw: vurenhouten éénpaneeldeur |
|
- 19e eeuw: vurenhouten éénpaneeldeur, circa 1850. |
|
- 19e eeuw, tweede en derde kwart: vurenhouten tweepaneeldeur |
|
- 19e eeuw: vurenhouten tweepaneeldeur 1895 |
|
- 19e eeuw: vuren houten driepaneeldeur 1880 |
|
- 20e eeuw: grenenhouten driepaneeldeur 1910-1915 |
|
- 20e eeuw: vurenhouten driepaneeldeur circa 1910 |
|
- 19e eeuw: vurenhouten vierpaneeldeur circa 1895 |
|
- 20e eeuw: vurenhouten vierpaneeldeur circa 1910 |
|
- 20e eeuw: vierpaneeldeur (Bruynzeel) vanaf 1921 |
|
- eind 19e/begin 20e eeuw: vurenhouten vijfpaneeldeur |
|
- 20e eeuw: vurenhouten vijfpaneeldeur 1905-1910 |
|
- 17e eeuw, eikenhouten zespaneeldeur. |
|
- 19e eeuw: grenenhouten zespaneeldeur met toog 1840 |
|
- 19e eeuw: vurenhouten zespaneeldeur 1897 - 1901 |
1b. Opgeklampte kastdeuren (16e eeuw-1e kwart 20e eeuw) en kastdeuren met panelen (vanaf 18e eeuw) Opgeklampte deuren zijn voornamelijk bedstee- stal-, kastdeuren en doorgangsdeuren: - de datering is dezelfde richtlijnen als bij paneeldeuren - aan één kant verticale planken, bijeengehouden door twee of meer horizontale planken - soms beschilderd met een bepaalde afbeelding - aan de buitenkant behangen (is het behang eraf, dan heeft de deur een ruwe zijde) - zinken gevouwen plaatjes voor het afdekken van naden. Paneelkastdeuren zijn meestal smalle deuren maar brede kastdeuren komen ook voor: - datering is hetzelfde als bij binnendeuren - panelen aan de binnenkant (nu vaak omgedraaid zodat de panelen aan de buitenkant te zien zijn).
|
- 18e eeuw
|
|
- achterzijde vurenhouten kastdeur, simpel profiel met ojief, spiegelklampdeur |
|
- 18e eeuw: kastdeur |
|
- achterzijde kastdeur, geen brede bossing en kussenpaneel |
|
- 19e eeuw: grenen kastdeur 1888 -1890 |
|
- achterzijde kastdeur, ruwe zijde, oorspronkelijk jutebehang |
|
- eind 19e/begin 20e eeuw |
|
- achterzijde spiegelklampdeur, profiel met ojief. |
1c. Suitedeuren (18e eeuw-1950) - 18e eeuw: dubbele draaideur - vanaf 19e eeuw: schuifdeur (oudst gedateerde deur is helemaal dicht) - 20e eeuw (1900/1910): bovenlicht - 20e eeuw (na 1920): lagere afmetingen - 20e eeuw (1930): horizontale - of verticale roedeverdeling - 20e eeuw (1950): blank glas in lood. Opmerking: opmerkelijk verschil is dat de suitedeuren vanaf 1920 aanzienlijk lager zijn.
|
- 19e eeuw: dichte schuifdeuren ca. 1880 |
|
- 20e eeuw: dichte schuifdeuren 1906 |
|
- 20e eeuw: schuifdeuren met bovenlicht 1913 |
|
- 20e eeuw: glas-in-loodschuifdeuren 1920-1930 |
1d. Glasdeuren (1850-1915) Vanaf 1850: - mouselineglas (gezandstraald glas met bloemetjesmotief) Vanaf 1850/1860: - een gietijzeren roedeverdeling - roeden van hout - gekleurd glas. Opmerking: glasdeuren kunnen vermaakte twee- of driepaneeldeuren zijn, te herkennen aan het profiel dat vaak aan één kant is vervangen door glaslatjes of stopverf.
|
- 19e eeuw: vurenhouten glasdeur circa 1850
|
|
- 19e eeuw: vurenhouten glasdeur circa 1870 |
|
- 20e eeuw: vurenhouten Bruynzeelglas-in-looddeur (1921-1960) |
1e. Bovenlichtdeuren (1900-1930) - 20e eeuw (1905/1910): groenig en gelig glas, typerend voor Jugendstil - 20e eeuw (1905/1910): ingegroefde streepjes - 20e eeuw (1910): vlakke panelen (geen kussen). Opmerking: bij bovenlichtdeuren wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘oude’ en Bruynzeelbovenlichtdeuren: hoe kleiner de ruitjes, hoe ouder de deur en hoe strakker het profiel, hoe jonger de deur.
|
- 20e eeuw: vurenhouten bovenlichtdeur 1905 |
|
- 20e eeuw: grenen bovenlichtdeur circa 1910 |
|
- 20e eeuw: vurenhouten bovenlichtdeur 1920 |
|
- 20e eeuw: Bruynzeelbovenlichtdeur 1921-1960 |
1f. Opgeklampte deuren (zie opgeklampte kastdeuren)
|
- 2e en 3e kwart 19e eeuw |
|
- achterzijde, spiegelklampdeur |
|
- laat 19e eeuw: vurenhouten klampdeur met vier delen, |
|
- achterzijde |
|
- laatste kwart 19e eeuw |
|
- achterzijde |
2. Buitendeuren - 18e-19e eeuw (1700-1890): één tot vier panelen - 19e eeuw, 1860-1895: dubbel (herenhuizen) - 20e eeuw (circa 1900): ovaal of vierkant raampje op ooghoogte - 20e eeuw (1905): teakhout - 20e eeuw (circa 1925): dik kabelvormige verticale accentuering (Amsterdamse School) - 20e eeuw (1930): vlak teakhout met glas.
|
- 18e-19e eeuw: voordeur met vuren panelen en grenen regel 1790-1840 |
|
achterzijde
|
|
- 19e eeuw: grenen voordeur met smeedijzeren rooster circa 1890 |
|
- 19e/20e eeuw: grenen voordeur 1890-1906 |
|
- 20e eeuw: voordeur 1900 |
|
- 20e eeuw: teakhouten voordeur met kabelvormige verticale accentuering 1925-1930 |
Literatuur Verschoor, L.A., ‘Deuren in het depot van Stichting Monument & Materiaal’ in: Hervonden Stad 10 (2005), 141-150. Uitgebreide literatuurlijst zie Hervonden Stad (10) 2005.
met dank aan: stichting m en m
www.oudedeur.nl
|